Conjugaison du verbe "mogen" (pouvoir)

De MultiGram
Conjugaison de l'auxiliaire "mogen"
Présent Passé
Singulier Pluriel Singulier Pluriel
   Ik    mag    Wij / we        mogen    Ik    mocht        Wij / we       mochten   
   Jij / je    mag    Jullie    moogt / mogen (*)       Jij / je    mocht    Jullie    mochten
   U    moogt / mag (*)       U    moogt / mag (*)    U    mocht    U    mocht
   Hij / Zij / Het       mag    Zij / ze    mogen    Hij / Zij / Het       mocht    Zij / ze    mochten

(*) Les formes "jullie mogen" et "U mag" sont plus familières que "jullie / U moogt".

Mag ik jouw pen even lenen ?
Puis-je emprunter ton stylo un instant ?

Jullie mogen meekomen als jullie deelnemen aan de kosten.
Vous pouvez accompagner si vous participez dans les frais.

Hij mocht van de dokter niet meer roken of drinken.
Sur l'avis du médecin, il ne pouvait plus ni fumer ni boire.