Formes de l'indicatif

Temps du verbe	Sigle en NL	Forme	Willen	Komen
PRÉSENT SIMPLE	OTT	Voir fiche "Conjugaison"	Ik wil, je wilt, Hij wil, Ze willen  Je veux, tu veux, il veut, ils veulent	Ik kom, Je komt, Zij komt, Ze komen  Je viens, Tu viens, Elle vient, Ils viennent
PRÉTERIT	OVT	Voir fiche "Conjugaison"	Ik wilde, ...  Je voulais / voulus, ...	Ik kwam, ...  Je venais / vins, ...
FUTUR SIMPLE	OTkT	Zullen + Infinitif	Ik zal willen, ...  Je voudrai, ...	Ik zal komen, ...  Je viendrai, ...
FUTUR DU PASSÉ	OVTkT	Zou + Infinitif	Ik zou willen, ...  Je voudrais, ...	Ik zou komen, ...  Je viendrais, ...
PASSÉ COMPOSÉ	VTT	Hebben ou Zijn + Participe Passé	Ik heb gewild, ...  J'ai voulu, ...	Ik ben gekomen, ...  Je suis venu, ...
PLUS-QUE-PARFAIT	VVT	Had(den) ou Was / Waren + Participe Passé	Ik had gewild, ...  J'avais voulu	Ik was gekomen   J'étais venu, ...
FUTUR ANTÉRIEUR	VTkT	Zal + Participe Passé + Hebben ou Zijn	Ik zal gewild hebben, ...   J'aurai voulu, ...	Ik zal gekomen zijn, ...  Je serai venu, ...
FUTUR ANTÉRIEUR PASSÉ	VVTkT	Zou + Participe Passé + Hebben ou Zijn	Ik zou gewild hebben, ...  J'aurais voulu, ...	Ik zou gekomen zijn, ...  Je serais venu, ...