Différences entre versions de « Conjugaison du verbe "worden" (devenir) »

De MultiGram
Ligne 13 : Ligne 13 :
 
|   Ik    ||   word    ||   Wij / we   ||   worden    ||   Ik    ||   werd    ||   Wij / we    ||   werden   
 
|   Ik    ||   word    ||   Wij / we   ||   worden    ||   Ik    ||   werd    ||   Wij / we    ||   werden   
 
|-
 
|-
|   Jij / je   ||   wordt    ||  Jullie    ||   wordt / worden   ||   Jij / je   ||   werd    ||   Jullie    ||   werden   
+
|   Jij / je   ||   wordt    ||  Jullie    ||   worden   ||   Jij / je   ||   werd    ||   Jullie    ||   werden   
 
|-
 
|-
 
|   U    ||   wordt    ||  U    ||   wordt    ||   U    ||   werd    ||   U    ||   werd     
 
|   U    ||   wordt    ||  U    ||   wordt    ||   U    ||   werd    ||   U    ||   werd     

Version du 26 janvier 2015 à 15:48

Le verbe "worden" peut fonctionner comme verbe copule ou comme auxiliaire de la forme passive.

Conjugaison de l'auxiliaire "worden"
Présent Passé
Singulier Pluriel Singulier Pluriel
   Ik    word    Wij / we       worden    Ik    werd    Wij / we        werden
   Jij / je       wordt   Jullie    worden       Jij / je       werd    Jullie    werden
   U    wordt   U    wordt    U    werd    U    werd
   wordt    Zij / ze       worden    Hij / Zij / Het    werd    Zij / ze       werden
Het weer wordt alsmaar kouder.
Le temps se fait de plus en plus froid.

Hij is penningmeester geworden.
Il est devenu trésorier.

Vanavond wordt de stroom een paar uur lang onderbroken.
Ce soir le courant sera coupé pendant quelques heures.

Hij werd door de terroristen gemarteld.
Il fut torturé par les terroristes.