Accord sujet - verbe auxiliaire

De MultiGram
Révision datée du 9 mars 2015 à 17:42 par Sroch (discussion | contributions) (création (Pauwels))
(diff) ← Version précédente | Voir la version actuelle (diff) | Version suivante → (diff)

Seuls les auxiliaires et auxiliaires de modalité ont une conjugaison irrégulière au présent. Ils sont au nombre de 6.

  Zijn (être) Hebben (avoir) Zullen (auxiliaire du futur) Kunnen (pouvoir, capacité) Mogen (pouvoir, permission) Willen (vouloir)
Ik  ben heb zal kan mag wil
Je  bent hebt zal / zult* kan / kunt* mag wil / wilt*
bent hebt / heeft zal / zult* kan / kunt* mag wil / wilt*
Hij / ze / het / men  is heeft zal kan mag wil
We  zijn hebben zullen kunnen mogen willen
Jullie  zijn hebben zullen kunnen mogen willen
Ze  zijn hebben zullen kunnen mogen willen
  • les formes zal, kan et wil sont considérées comme plus informelles.
  • la terminaison -t de la 2ème p. sg. du présent tombe en inversion.
Je bent => Ben je?
Je hebt => Heb je?