Conjugaison du verbe "worden" (devenir)
De MultiGram
Révision datée du 15 novembre 2014 à 17:40 par Jpvannop (discussion | contributions)
Le verbe "worden" peut fonctionner comme verbe copule ou comme auxiliaire de la forme passive.
Conjugaison de l'auxiliaire "worden" | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Présent | Passé | ||||||
Singulier | Pluriel | Singulier | Pluriel | ||||
Ik | word | Wij / we | worden | Ik | werd | Wij / we | werden |
Jij / je | wordt | Jullie | wordt / worden | Jij / je | werd | Jullie | werden |
U | wordt | U | wordt | U | werd | U | werd |
wordt | Zij / ze | worden | Hij / Zij / Het | werd | Zij / ze | werden |
Het weer wordt alsmaar kouder. Le temps se fait de plus en plus froid. Hij is penningmeester geworden. Il est devenu trésorier. Vanavond wordt de stroom een paar uur lang onderbroken. Ce soir le courant sera coupé pendant quelques heures. Hij werd door de terroristen gemarteld. Il fut torturé par les terroristes.