Différences entre versions de « Verbe pronominal »

De MultiGram
Ligne 15 : Ligne 15 :
 
  ''Ik dring er op aan dat jullie '''je''' een beetje '''zouden haasten'''.''
 
  ''Ik dring er op aan dat jullie '''je''' een beetje '''zouden haasten'''.''
 
  J'insiste pour que vous vous grouilliez un peu.
 
  J'insiste pour que vous vous grouilliez un peu.
 +
 +
''We hebben elkaar al eens eerder '''ontmoet'''.''
 +
Nous nous sommes déjà rencontrés auparavant.
 +
 
Y compris le principe du [[double infinitif]] :
 
Y compris le principe du [[double infinitif]] :
 
  ''Het is belangrijk dat ze '''elkaar''' zouden '''kunnen onmoeten'''.''
 
  ''Het is belangrijk dat ze '''elkaar''' zouden '''kunnen onmoeten'''.''

Version du 20 novembre 2014 à 16:39

Verbes pronominaux

Le verbe pronominal est constitué du verbe suivi d'un pronom réfléchi ou d'un pronom réciproque :

Ik haast me = Je me presse
Je haast je = Tu te presses
U haast U/zich = Vous vous pressez
Hij/zij haast zich = Il/elle se presse
We haasten ons = Nous nous pressons
Jullie haasten je = Vous vous pressez
Zij haasten zich = Ils/elles se pressent.
We ontmoeten elkaar = Nous nous rencontrons
Jullie ontmoeten elkaar = Vous vous rencontrez 
Zij ontmoeten elkaar = Ils se rencontrent.

Le principe de rejet en fin de proposition reste valable :

Ik dring er op aan dat jullie je een beetje zouden haasten.
J'insiste pour que vous vous grouilliez un peu.

We hebben elkaar al eens eerder ontmoet.
Nous nous sommes déjà rencontrés auparavant.

Y compris le principe du double infinitif :

Het is belangrijk dat ze elkaar zouden kunnen onmoeten.
Il est important qu'ils puissent se rencontrer.

Verbes pronominaux à particule

Dans les verbes pronominaux à particule, la particule suit le pronom :

Ik kleed me aan = Je m'habille.
Stel je niet zo aan! = Ne fais pas tant de chichis !
Ze schelden elkaar uit = Ils s'insultent.

Mais le principe de rejet en fin de proposition reste valable :

Ze hebben zich vlug aangekleed = Ils se sont vite habillés.
We hebben elkaar flink uitgescholden = Nous nous sommes bien insultés.

Y compris le principe du double infinitif :

De meisjes hebben zich te vlug op moeten maken.
Les filles ont dû se maquiller trop vite.

Traduction des verbes pronominaux français

  • De nombreux verbes pronominaux réfléchis français se traduisent par des verbes pronominaux réfléchis néerlandais :
Se laver = Zich wassen: ik was me tweemaal per dag.
Se raser = Zich scheren : Hij scheert zich niet vaak genoeg: hij prikt.
Se maquiller = Zich opmaken : Ze maakt zich een beetje te veel op.
S'ennuyer = Zich vervelen : Ze vervelen zich zodra de televisie afgezet is.
Se souvenir = Zich herinneren : Wij herinneren ons os nationaal verleden.
Se comporter = Zich gedragen : Hij gedraagt zich slecht.
Se tromper = Zich vergissen : Ik heb mij vergist toen ik dacht dat zij bevoegd was. 
  • D'autres verbes pronominaux français se traduisent à l'aide d'un pronom possessif et/ou un nom :
Se brosser les dents = Zijn tanden poetsen : Zij poetste haar tanden dagelijks.
Se fouler la cheville = Zijn enkel verstuiken : Hij heeft zijn enkel verstuikt.
Se moucher = Zijn neus snuiten: Snuit je neus alsjeblieft !
Se suicider = Zelfmoord plegen : Hij heeft zelfmoord gepleegd.
Se rencontrer = Elkaar ontmoeten : Laten we elkaar volgende week nog eens ontmoeten.
S'embrasser = Elkaar kussen : Ze stonden elkaar op de bushalte te kussen.
Se parler = Met elkaar praten : We moeten elkaar daarover nog eens praten.