Différences entre versions de « Verbe pronominal »

De MultiGram
Ligne 33 : Ligne 33 :
 
==Traduction des verbes pronominaux français==
 
==Traduction des verbes pronominaux français==
 
* De nombreux verbes pronominaux réfléchis français se traduisent par des verbes pronominaux réfléchis néerlandais :
 
* De nombreux verbes pronominaux réfléchis français se traduisent par des verbes pronominaux réfléchis néerlandais :
  Se laver = ''Zich wassen'': ''ik was me''.
+
  Se laver = ''Zich wassen'': ''ik was me tweemaal per dag.''
  Se raser = ''Zich scheren'' = se raser: ''Hij scheert zich''.
+
  Se raser = ''Zich scheren'' : ''Hij scheert zich niet vaak genoeg: hij prikt.''
  Se maquiller = ''Zich opmaken'' : ''Ze maakt zich op''.
+
  Se maquiller = ''Zich opmaken'' : ''Ze maakt zich een beetje te veel op''.
  S'ennuyer = ''Zich vervelen'' : ''Ze vervelen zich''.
+
  S'ennuyer = ''Zich vervelen'' : ''Ze vervelen zich zodra de televisie afgezet is''.
  Se souvenir = ''Zich herinneren'' : Wij herinneren ons''
+
  Se souvenir = ''Zich herinneren'' : Wij herinneren ons os nationaal verleden.''
  SE comporter = ''Zich gedragen'' : ''Hij gedraagt zich slecht.''
+
  Se comporter = ''Zich gedragen'' : ''Hij gedraagt zich slecht.''
  Se tromper'' = Zich vergissen'' : ''Ik ben mij vergist.''.
+
  Se tromper'' = Zich vergissen'' : ''Ik heb mij vergist toen ik dacht dat zij bevoegd was. ''
 
* D'autres verbes pronominaux français se traduisent à l'aide d'un [[pronom possessif]] et/ou un [[nom]] :
 
* D'autres verbes pronominaux français se traduisent à l'aide d'un [[pronom possessif]] et/ou un [[nom]] :
 
  Se brosser les dents = '''''Zijn tanden''' poetsen : Zij poetste haar tanden dagelijks.''
 
  Se brosser les dents = '''''Zijn tanden''' poetsen : Zij poetste haar tanden dagelijks.''

Version du 20 novembre 2014 à 13:57

Verbes pronominaux

Le verbe pronominal est constitué du verbe suivi d'un pronom réfléchi ou d'un pronom réciproque :

Ik haast me = Je me presse
Je haast je = Tu te presses
U haast U/zich = Vous vous pressez
Hij/zij haast zich = Il/elle se presse
We haasten ons = Nous nous pressons
Jullie haasten je = Vous vous pressez
Zij haasten zich = Ils/elles se pressent.
We ontmoeten elkaar = Nous nous rencontrons
Jullie ontmoeten elkaar = Vous vous rencontrez 
Zij ontmoeten elkaar = Ils se rencontrent.

Le principe de rejet en fin de proposition reste valable :

Ik dring er op aan dat jullie je een beetje zouden haasten.
J'insiste pour que vous vous grouilliez un peu.

Y compris le principe du double infinitif :

Het is belangrijk dat ze elkaar zouden kunnen onmoeten.
Il est important qu'ils puissent se rencontrer.

Verbes pronominaux à particule

Dans les verbes pronominaux à particule, la particule suit le pronom :

Ik kleed me aan = Je m'habille.
Stel je niet zo aan! = Ne fais pas tant de chichis !
Ze schelden elkaar uit = Ils s'insultent.

Mais le principe de rejet en fin de proposition reste valable :

Ze hebben zich vlug aangekleed = Ils se sont vite habillés.
We hebben elkaar flink uitgescholden = Nous nous sommes bien insultés.

Y compris le principe du double infinitif :

De meisjes hebben zich te vlug op moeten maken.
Les filles ont dû se maquiller trop vite.

Traduction des verbes pronominaux français

  • De nombreux verbes pronominaux réfléchis français se traduisent par des verbes pronominaux réfléchis néerlandais :
Se laver = Zich wassen: ik was me tweemaal per dag.
Se raser = Zich scheren : Hij scheert zich niet vaak genoeg: hij prikt.
Se maquiller = Zich opmaken : Ze maakt zich een beetje te veel op.
S'ennuyer = Zich vervelen : Ze vervelen zich zodra de televisie afgezet is.
Se souvenir = Zich herinneren : Wij herinneren ons os nationaal verleden.
Se comporter = Zich gedragen : Hij gedraagt zich slecht.
Se tromper = Zich vergissen : Ik heb mij vergist toen ik dacht dat zij bevoegd was. 
  • D'autres verbes pronominaux français se traduisent à l'aide d'un pronom possessif et/ou un nom :
Se brosser les dents = Zijn tanden poetsen : Zij poetste haar tanden dagelijks.
Se fouler la cheville = Zijn enkel verstuiken : Hij heeft zijn enkel verstuikt.
Se moucher = Zijn neus snuiten: Snuit je neus alsjeblieft !
Se suicider = Zelfmoord plegen : Hij heeft zelfmoord gepleegd.
Se rencontrer = Elkaar ontmoeten : Laten we elkaar volgende week nog eens ontmoeten.
S'embrasser = Elkaar kussen : Ze stonden elkaar op de bushalte te kussen.
Se parler = Met elkaar praten : We moeten elkaar daarover nog eens praten.