Notes contrastives anglais-néerlandais

De MultiGram

Anglais / Néerlandais

Ze zingt echt goed.
She sings really well (good).
Ik heb de auto gisteren gewassen.
I have washed the car yesterday.
  • En anglais, le participe correspondant à une relative elliptique suit le nom, alors qu'en néerlandais, il précède généralement :
De door ons gelezen boeken, de in de kerk ontmoete mensen, de op de markt gekochte groenten, ...
The by us read books, the in church met people, the on the market bought vegetables, ...
=> The books read by us, the people met in church, the vegetables bought at the market, ...
  • L'anglais Thus n'est pas l'équivalent du néerlandais Dus.
  • En anglais, want ne peut pas être complémenté par une subordonnée finie introduite par that.
Ik wil dat je met ons meekomt.
I want you to come along with us.
Hij was al eerder getrouwd geweest, wat ik niet wist.
He had been married before, which I didn't know (what I didn't know.)

Wat je daar doet gaat niemand aan.
What you're doing there is nobody's business.