Différences entre versions de « Conjugaison du verbe "willen" (vouloir) »

De MultiGram
Ligne 19 : Ligne 19 :
 
|}
 
|}
  
 +
''Wie '''wil''' er met ons mee op reis ?''
 +
Qui veut nous accompagner en voyage ?
 +
 +
''De auto '''wil''' niet meer starten.''
 +
La voiture ne veut plus démarrer.
 +
 +
''Daar '''wilde''' ik even Uw aandacht op vestigen.''
 +
Je tenais à y attirer votre attention.
 +
 +
'''''Wou''' jij mij zoenen ?  Vergeet het maar !''
 +
Tu voulais m'embrasser ?  N'y pense même pas !
 +
 +
 
[[Catégorie:Groupe verbal]]
 
[[Catégorie:Groupe verbal]]
 
[[en:Volonté]]
 
[[en:Volonté]]

Version du 24 mars 2014 à 21:51

Conjugaison de l'auxiliaire "willen"
Présent Passé
Singulier Pluriel Singulier Pluriel
   Ik    wil    Wij / we       willen    Ik    wilde / wou    Wij / we       wilden
   Jij / je    wilt / wil       Jullie    wilt / willen      Jij / je    wilde / wou       Jullie    wilden
   U    wilt / wil    U    wilt   U    wilde / wou    U    wilde / wou   
   Hij / Zij / Het       wil    Zij / ze    willen   Hij / Zij / Het       wilde / wou    Zij / ze    wilden
Wie wil er met ons mee op reis ?
Qui veut nous accompagner en voyage ?

De auto wil niet meer starten.
La voiture ne veut plus démarrer.

Daar wilde ik even Uw aandacht op vestigen.
Je tenais à y attirer votre attention.

Wou jij mij zoenen ?  Vergeet het maar !
Tu voulais m'embrasser ?  N'y pense même pas !